1 Ti 2: 8 Ik wil dan, dat de mannen op iedere plaats bidden met opheffing van heilige handen, zonder toorn en twist.
1 Ti 2: 9 Evenzo, dat de vrouwen zich sieren met waardige klederdracht, zedig en ingetogen, niet met haarvlechten en goud of paarlen en kostbare kleding,
1 Ti 2: 10 maar (zo immers betaamt het vrouwen, die voor haar godsvrucht uitkomen) door goede werken.
1 Ti 2: 11 Een vrouw moet zich rustig, in alle onderdanigheid, laten onderrichten,
1 Ti 2: 12 maar ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft; zij moet zich rustig houden.
1 Ti 2: 13 Want eerst is Adam geformeerd, en daarna Eva.
1 Ti 2: 14 En Adam heeft zich niet laten verleiden, maar de vrouw is door de verleiding in overtreding gevallen;
1 Ti 2: 15 doch zij zal behouden worden, kinderen ter wereld brengende, indien zij blijft in geloof, liefde en heiliging, met ingetogenheid.
In deze passage leren we dat mannen degene zijn die “op iedere plaats” bidden met opheffing van heilige handen. We zien aan deze passage dat mannen een positie hebben gekregen die fundamenteel verschilt van de vrouw.
En we stellen dan gelijk de vraag, gaat deze passage alleen over het gemeente-leven, of is deze tekst breder toepasbaar?
Als we naar vers 9 kijken, gaat dit alleen over de gemeente?
Moet een vrouw alleen in de gemeente zich sieren met waardige klederdracht? Alleen in de gemeente zedig en ingetogen? Alleen in de gemeente niet met haarvlechten?
Nee, natuurlijk niet, deze passage strekt verder dan alleen het leven in de gemeente.
Als we kijken naar vers 10, moet een vrouw alleen in de gemeente uitkomen in godvrucht, door goede werken? Nee, natuurlijk niet.
Als we naar vers 15 kijken zien we ook dat deze tekst verder gaat dan de gemeente.
Brengt een vrouw alleen in de gemeente kinderen ter wereld? Blijft een vrouw alleen in geloof, liefde en heiliging in de gemeente?
Nee, natuurlijk niet.
Daaraan zien we dat deze tekst verder gaat dan alleen de gemeente.
Hieraan zien we dat in alle gevallen een vrouw nooit boven een man mag staan. Een vrouw mag nooit in een positie staan waarin zij leiding geeft aan een man of gezag over een man heeft.
Als we dan naar de vrouw kijken vanuit deze passage dan zien we het volgende:
De vrouwen krijgen de opdracht om:
De vrouw word gesierd door goede werken. De innerlijke mens van de vrouw staat hier voorop. (Spreuken 31: 10- 31)
Haar zorg voor man, kinderen en het huis worden in Spreuken 31 heel mooi besproken, de vrouw uit Spreuken 31 is een vrouw die helemaal, volledig klaarstaat voor haar gezin.
Ze is een industriële vrouw, die in alle dingen bezig is om naast haar man en kinderen te staan, het gezin naar hoge hoogten leidt.
Wat zijn de goede werken uit 1 Timotheus 2?
Wat is de reden voor dat een vrouw geen onderricht mag geven, wat is de reden dat ze geen gezag over een man mag hebben?
Twee redenen worden hiervoor gegeven.
Laten we over beiden in het kort nadenken:
God heeft de aarde met een orde geschapen. In Genesis 2 lezen we dat de vrouw “voor de man” is geschapen. Dus nog voor de zondeval zien we dat Eva geschapen is “voor” Adam.
Adam is eerst geschapen. Wat we in deze woorden zien is dat God er een reden mee had om Adam eerst te scheppen en om daarna pas Eva te scheppen.
De vrouw staat altijd “naast” de man.
Er is een orde in de schepping, zoals er een orde is in onze maatschappij, in de gemeente, overal is de orde terug te vinden.
1 Ko 11: 1 Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg.
1 Ko 11: 2 Ik prijs het in u, dat gij in alles aan mij gedachtig blijft en aan de overleveringen zo vasthoudt, als ik ze u overgegeven heb.
1 Ko 11: 3 Ik wil echter, dat gij dit weet: het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God.
We lezen dan ook: “En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past”. (Gen. 2: 18)
De vrouw word “een hulp” genoemd. Niet het hoofd, want Adam was het hoofd.
Toen de mens Adam geschapen is gaf God hem verschillende taken. In deze taken zien we het principe van een leider, een hoofd.
Zo zien we door de hele Bijbel heen dat God Adam eerst heeft geschapen, dit had een doel. Dit had als doel dat hij zou fungeren als hoofd, als leider, maar ook als herder, beschermer van de vrouw.
Zoals God Israel leidde en Christus zijn gemeente, en deze dingen beelden zijn van de man en de vrouw, zo leidt de man de vrouw.
Als we over dit principe nadenken lijkt het erop dat de vrouw iemand is die moeite heeft om verleiding het hoofd te bieden. Dit zou betekenen dat een man beter bestand is tegen verleiding en daarom een betere leider is.
Omdat de vrouw gemaakt is “als hulp” voor de man moet zij geen taken van leiding op zich nemen, dit gaat tegen de goddelijke natuur in. En zo was haar beslissing om van de vrucht te eten een daad van overtreding die kwam doordat ze verleid werd.
Al deze teksten laten zien dat er een God gegeven orde is vanuit de schepping, deze orde moeten wij als Zijn mensen respecteren. Mannen zijn de leiders, zoals Christus de gemeente leidt, koestert, voedt en stuurt, zo leidt, koestert, voedt en stuurt de man de vrouw in alles.
1 Pe 3: 7 Gij mannen, insgelijks, woont bij haar met verstand, aan het vrouwelijke vat, als het zwakste, eer gevende, als die ook mede-erfgenamen der genade des levens met haar zijt; opdat uw gebeden niet verhinderd worden.
In deze bovenstaande tekst lezen we dat een vrouw van een zwakker geslacht is.
Het woord “zwakste” in de Griekse grondtekst.
772 asthe’nes
Dit woord lijkt voor velen een negatief woord, maar dat is het niet.
God heeft de vrouw op een hele bijzondere manier gemaakt, gemaakt met een lichaam anders dan de man, met emoties die anders zijn dan de man, alles aan de vrouw is anders van dat van de man. Alles aan de vrouw is anders. Uniek, geschapen door God, met al haar unieke kwaliteiten.
De vrouw is gemaakt om naast de man te staan op een manier dat niemand anders kan.
De vrouw is een zachtheid gegeven, waardoor zij op een hele unieke wijze naast een man kan staan.
Als dan de man voor deze vrouw gaat zorgen, komen zij beiden tot volheid.
1 Th 2: 5 Want wij hebben ons nooit afgegeven met vleitaal, zoals gij weet, of met enig baatzuchtig voorwendsel; God is getuige!
1 Th 2: 6 Ook zochten wij geen eer bij mensen, noch van u, noch van anderen, hoewel wij als apostelen van Christus ons hadden kunnen laten gelden;
1 Th 2: 7 maar wij gedroegen ons in uw midden vriendelijk, zoals een moeder haar eigen kinderen koestert.
1 Th 2: 8 Zo waren wij, in onze grote genegenheid voor u, bereid u niet alleen het evangelie Gods, maar ook ons eigen leven mede te delen, daarom, dat gij ons lief geworden waart.
1 Th 2: 9 Want gij herinnert u, broeders, onze moeite en inspanning. Terwijl wij nacht en dag werkten, om niemand uwer lastig te vallen, hebben wij u het evangelie van God gepredikt.
1 Th 2: 10 Gij zijt getuigen, en God, hoe vroom, rechtvaardig en onberispelijk wij ons bij u, die gelooft, gedragen hebben.
1 Th 2: 11 Gij weet trouwens, hoe wij, als een vader zijn eigen kinderen, u hoofd voor hoofd vermaanden, aanmoedigden,
1 Th 2: 12 en betuigden te blijven wandelen, Gode waardig, die u roept tot zijn eigen Koninkrijk en heerlijkheid.
In deze tekst zien we dat moeders een kwaliteit hebben van koesteren, van vriendelijkheid, van genegenheid.
Dit zit verborgen in hun karakter. En dat karakter is iets wat zo belangrijk is in het gezin, de maatschappij en de gemeente.
En zo zien we dat deze tekst ons leert dan een vrouw nooit gezag over een man mag hebben, niet in de gemeente maar ook niet buiten de gemeente.
Een vrouw kan dan geen posities bekleden waar ze over een man staat of gezag over een man heeft. Dat is tegen Gods orde.